De vernietigbaarheid ex art 1:439 BW
Wanneer er sprake is van meerderjarigbewind , komt het beheer van de goederen die onder het bewind zijn gesteld toe, aan de bewindvoerder. Het betreft hier een beschermingsbewindvoerder. Wanneer de bewindvoerder van oordeel is dat de rechthebbende (lees: degene wiens vermogen onder het bewind is geplaatst) er beter aan had gedaan om geen rechtshandeling te verrichten dan kan de bewindvoerder deze handeling ongeldig verklaren. Oftewel vernietigen.
Zo stonden wij recent een rechthebbende en zijn bewindvoerder bij in een arbeidszaak waarin de rechthebbende zonder instemming van de bewindvoerder een vaststellingsovereenkomst, hierna VSO, had gesloten met zijn ( inmiddels ex ) werkgever.
Nadat de bewindvoerder kennis nam van deze VSO heeft hij deze onmiddellijk ongeldig verklaard. De kantonrechter steunde deze opvatting van de bewindvoerder. De werkgever kon bekend zijn met het beschermingsbewind als hij het bewindregister zou hebben geraadpleegd.
De werkgever kon zich derhalve niet meer beroepen op de inhoud van de VSO. Het argument van de werkgever dat hij enkel de belangen van de rechthebbende voor ogen zou hebben gehad, werd door de kantonrechter terzijde geschoven.
Uiteindelijk is op basis van dit oordeel van de kantonrechter een akkoord bereikt waarmee de nadelige gevolgen van de VSO voor de werknemer ongedaan werden gemaakt.
De bewindvoerder heeft derhalve met het ongeldig verklaren van een rechtshandeling ex art 1: 439 BW een sterk instrument in handen om nadelige gevolgen voor de rechthebbende te voorkomen. Hiermee wordt ook recht gegaan aan het doel van het instellen van een beschermingsbewind. Namelijk het beschermen van het vermogen van de rechthebbende.